Ik hou niet van hippe architectuur
Commentaren
Transcriptie
Ik hou niet van hippe architectuur
B O UW#11 / November 2003 Erik Wamelink, gehecht aan de bouwhistorie 13 Interview ‘Ik hou niet van hippe architectuur’ Erik Wamelink heeft meer respect voor de grote klassieken in de architectuur dan voor de hedendaagse zoektocht naar vervreemdende vormen en materialen. In zijn bouwwerken zijn referenties aan Le Corbusier en Mies van der Rohe zeer herkenbaar. Zijn eigen handschrift heeft zich na dertig jaar van voornamelijk particuliere woonhuisbouw ontwikkeld tot een doorwrocht mengsel van de strenge belijning van het functionalisme en eigen interpretaties, volgend uit de specifieke opgave. Josine Crone en Hans Mulder Erik Wamelink bouwt zo’n vijf tot zes villa’s per jaar en af en toe een kantoor of kinderdagverblijf. Het tweemansbureau (zijn medewerker Jan Bouwhuis is industrieel ontwerper) in het Gelderse Lievelde produceert in die zin geen omvangrijk oeuvre, maar het ontwerpplezier en de liefde voor vakmanschap en detail stralen er vanaf. Het bureau neemt een behoorlijke afstand van het vluchtige architectuurklimaat, waar golfplaat en dakpan de toon aangeven. In wezen ben jij een retro-architect, maar dan één die zich laat inspireren door het modernisme, de jaren twintig van de vorige eeuw. Maar is het niet vooral de vorm waar je mee bezig bent? ‘Architectuur heeft altijd met plaatjes te maken. Ik heb een hekel aan een architectuurverhaal zonder beelden. Het is onvermijdelijk verbonden aan het vak dat je met beeldtaal bezig bent. En ik vind dat we zo’n rijke historie hebben, daar put ik graag uit.’ B O UW#11 / November 2003 Interview ‘Als je hip wil zijn, moet je aan mode-ontwerpen gaan doen, niet aan architectuur’ Profiel Erik Wamelink (54) studeerde in 1974 af aan het Instituut voor Architectuur in Utrecht. In datzelfde jaar vestigde hij zich met een eigen architectenbureau in het Gelderse Lievelde. Sinds 2000 begeleidt hij afstuderende studenten aan de Academie voor Bouwkunst in Arnhem. Wamelink is gespecialiseerd in het ontwerpen van woonhuizen. Zie ook zijn website www.erikwamelink.nl Door het verleden te kopiëren? ‘Je moet gewoon hele goede gebouwen maken. Denk niet dat je als architect origineel kunt zijn. Je hoeft het zelfs niet te zijn, dat geeft ook bevrijding. Ik stoor me ontzettend aan hippe architectuur. Ik heb wel respect voor mensen die iets nieuws maken. Maar het project van MVRDV in Ypenburg dat nu zo wordt aangeprezen door Aaron Betsky van het NAi, vind ik dus helemaal niets. Ik ben blij dat mijn berging niet van glas is. En dat mijn huis van beton is, en dat de gevel niet met dakpannen bekleed is. MVRDV maakt hippe architectuur. Architecten moeten niet hip doen. Heel veel dingen zijn al gemaakt; daar bestaat vanuit de geschiedenis veel kennis over. Dat vind ik veel interessanter om op verder te bouwen. ‘Weiter bauen’, noemt Zumthor dat.’ Vind je refereren aan Le Corbusier nog steeds actueel? ‘Ja, maar je moet er wel mee verder gaan. Ik ga met mijn eigen handschrift volgens dit idioom aan de gang.’ Wat is dan die eigentijdsheid in jouw werk? ‘Voor mij komt dat voort uit de zoektocht naar het programma en de kavel. En het reageren op de referenties die ernaast staan. Ik pas ook wel een kap toe, of een gewelfd dak als daar aanleiding toe is. De bouwkavel dicteert de vorm van het gebouw, daar zoek ik naar. In Halle bracht ik een dubbel woonhuis met bedrijfsruimte onder één dak, als een boerderij. En dat is bedekt met een sedumdak. Over de gehele lengte is een luifel met zonnecellen aanwezig. Vaak zijn die PV-panelen heel lelijk. Maar je kunt ook een hele rij achter elkaar leggen en dan wordt het in één keer mooi. Overdrijf je die maat, dan wordt het wat. Dat keert in mijn werk veel terug, het overdrijven van een maat. Dat geeft het eigene.’ Mies van der Rohe had natuurlijk hele andere bedoelingen dan spullen ontwerpen voor een trendy interieur in 2004. ‘We leven in een andere tijd, maar dat maakt niet zoveel uit. Ik put ook uit andere bronnen, die hun waarde hebben bewezen. Zo houd ik van het opgetilde wonen, dat is een referentie aan de bel-etage van het grachtenpand. Zo’n ingreep maakt het wonen vrij. In de wederopbouwtijd bedacht de architect Habraken dat een breedte van 3,60 meter voor een woonkamer prima was. En daar heeft hij nog steeds gelijk in.’ Dat past toch niet in de huidige tijd van het royale wonen? ‘In Lelystad heb ik pas nog een huis gebouwd dat over de gehele lengte van 22,50 meter niet breder is dan 3,60 meter. Het is een dus een hele sterke schijf geworden, als reactie op de Dynasty-achtige protserigheid van de buren. Ondanks dat het zo smal is, oogt het heel ruimtelijk, mede door gebouwhoge vides.’ 14 Willen mensen niet steeds meer, groter, imposanter? ‘Eén van de zaken waar ik mij in particuliere woonhuisbouw juist zo aan erger, is dat de bouwvolumes vaak veel te groot zijn voor de kavel. Een woonhuis hoeft om te beginnen helemaal niet zo groot te zijn, zoveel feesten hebben de meeste mensen niet per jaar. Ik streef meer ijlheid na, onder andere door delen van het programma ondergronds te bouwen. Bijvoorbeeld de berging, of slaapkamers in een souterrain. Zo kun je hoogteverschillen in bouwterreinen goed benutten en versterken. Architecten vergeten vaak een goede berging te ontwerpen, dan komt er een blokhut. Ik integreer de berging liever in de bouwmassa.’ ‘Ik erger me kapot aan al die gebouwen langs de rijksweg waar de ene verbijzondering struikelt over de andere’ Wie spreekt jou aan in hedendaagse architectuur? ‘Wiel Arets spreekt mij heel erg aan, Zumthor en Glenn Murcutt. Alleen, het moet wel een feest zijn om in een gebouw te werken of te wonen en dat lukt helaas niet altijd bij Arets. Zelf laat ik aan mijn opdrachtgevers voorbeelden zien zoals ik het niet zou doen. De golfplaten tegen de Kunsthal van Koolhaas bijvoorbeeld. Ik heb niets met materialen die snel verarmen, daar vind ik het bouwen te serieus voor. Als je hip wil zijn moet je aan modeontwerpen gaan doen, niet aan architectuur.’ Zijn er teveel mode-ontwerpers in de beroepsgroep van architecten op dit moment? ‘Ja. Het heeft te maken met dat we met computers kunnen tekenen. Na Bilbao ging iedereen zich ontzettend aanstellen. Ineens moest alles hol en bol. We kunnen het dankzij de computer, maar alles wat ‘Architecten willen te veel autonome kunstenaars zijn, maar ze moeten eerst hun vak beheersen’ kan, is niet per definitie fantastisch. Er zijn architecten die het goed kunnen, maar ik kan er niets mee. Sommige ideeën ontwikkelen zich tot een trend, maar ik vind dat te modieus. Het heeft geen relatie met de geschiedenis. Ik hecht er veel belang aan dat architectuur te maken heeft met bouwgeschiedenis. Ik kijk nog altijd naar oude steden, pleinen, dat vind ik actueel. Het is armoedig dat veel studenten de klassieken niet kennen, de routes in de huizen van Le Corbusier, de plattegronden van Louis Kahn. Wat zo vreemd is dat ze origineel willen zijn, maar dat moet je helemaal niet willen.’ Groninger Museum? ‘Als je maar heel verwarrende architectuur maakt, dan komen daar heel veel mensen op af. Vervolgens moeten we elkaar overtroeven in gekheid. Als de één caravanplaten gebruikt voor zijn huis dan kan een ander nog wel weer een hipper materiaal vinden. Volgens mij zijn we collectief in de war met al die vervreemdende materialen.‘ Is dat niet een exponent van deze tijd: snel vluchtig? ‘Ja, ik noem het collage architectuur. Daar worden de boeken mee volgezet. Als je huisarts bent dan haal je het niet in je hoofd om te zeggen: ik ga origineel zijn; ik schrijf geen antibiotica voor, want dat doet iedereen. Architecten doen niet anders. Ze willen te veel autonome kunstenaars zijn, maar ze moeten eerst hun vak beheersen. En kunnen communiceren met zowel de bouwers als gebruikers.’ 15 Hoe zit dat met andere dan particuliere opdrachtgevers? ‘We hebben nu opdracht van een woningbouwvereniging voor een plan voor binnenstedelijke herontwikkeling. Leuk, maar met ontwikkelaars hebben wij nooit zoveel succes. Die plannen mislukken omdat ontwikkelaars een ander belang kennen. Ze schrappen de dingen die ik belangrijk vind. Woningen op kolommen, of juist het hoekraam. De Rijksgebouwendienst noem ik een nette opdrachtgever, die is geïnteresseerd in architectuur.’ Die had waardering voor je douanekantoor in de vorm van een zwarte doos met een strenge cesuur boven de ingang? ‘Ja, Jo Coenen heeft ons ontwerp uit vijf inzendingen voorgedragen aan de beoordelingscommissie. Ik erger me kapot aan al die gebouwen langs de rijksweg waar de ene verbijzondering struikelt over de andere. Een rond ding, een schuine gevel en een scheve kolom, een golvend dak: het houdt niet op. Toen Koolhaas dat huis bij Parijs ontwierp met die scheve kolommen, was de scheve kolom ineens hip. Ik verzet mij in mijn ontwerp hiertegen. Ik wilde een eenvoudige doos met een hap eruit voor de ingang. De gevel heeft gelijkvormige vierkantjes, waar ’s avonds verschillend gekleurd licht uit komt. Dat geeft herkenning, net als de duidelijke ingang, met stoepen als een Italiaans plein. Ik wilde het saaiste gebouw van Venlo ontwerpen en dat sprak de beoordelingscommissie erg aan. Bijzonder in zijn eenvoud.’ foto’s Nout Steenkamp voor BOUW
Vergelijkbare documenten
Huis te Winterswijk daagt consument en
dat mijn berging niet van glas is. En dat mijn huis
van beton is, en dat de gevel niet met dakpannen
bekleed is. MVRDV maakt hippe architectuur.
Architecten moeten niet hip doen. Heel veel dingen
z...